Jezus plaatste eens een wat gênant klinkende opmerking; "Jullie weten niet wat je vereert, maar wij
weten dat wel ... !" (1) Toch was deze uitspraak niet denigrerend bedoeld.
Voor alle duidelijkheid; Jezus was in gesprek met een Samaritaanse vrouw. Nu was het zo dat Joden en
Samaritanen niet met elkaar omgingen, maar dat was niet de aanleiding. Jezus reageerde op haar opmerking
over de plaats waar men God zou moeten aanbidden.
Samaritanen waren, om zo te zeggen, een vreemde eend in de bijt; Zij woonden in het zelfde land en
vereerden de zelfde God als de Joden, maar vanuit een andere achtergrond. (2)
Zij waren, om zo te zeggen, 'import'. Daarbij kwam ook nog dat de Samaritanen God vereerden op de berg
Gerizim, waar de zegen van de wet was uitgeroepen (3), in plaats van in Jeruzalem.
in plaats van in Jeruzalem. Ze hadden veel gemeen en toch waren ze zo anders. Jezus gaat niet in
discussie, maar legt haar het waarom van aanbidden uit.
De tempeldienst in Jeruzalem had vooral een praktische functie. Het was de plaats waar vergeving was
middels bloed van offerdieren. (4) Er was een vrijplaats bij de hoornen van het
altaar, (5) en Goddelijke rechtspraak, (6) maar bovenal
was het de plaats van Gods tegenwoordigheid. (7)
Vanuit dit gezichtspunt zou je kunnen zeggen dat de Joden op een 'levende' en actuele plaats [aan]baden
en de Samaritanen op een 'dode' historische plaats. Wanneer Jezus zo wijst op Jeruzalem, dan maakt hij
indirect ook zichzelf bekend; De beloofde Messias, het Lam van God. (8)
En Jezus doet in dit licht nog een opmerkelijke uitspraak; Met de komst van de
Messias (9) zal de dienst in de tempel ophouden. (10)
Toch was Jezus zich bewust van de functie van de tempel in Jeruzalem. Zo verdedigde hij de tempel als
gebedshuis, (11) en stuurde hij mensen naar de priesters ter beoordeling na hun
genezing. (12)
Ondanks dat lezen we elders dat Jezus treurde over Jeruzalem omdat Hij haar [inwoners] zo graag had
willen 'verzamelen', maar ze wilden niet... (13)
Toch voorzegde Hij de verwoesting van diezelfde tempel; (14)
Want een nieuw verbond zou het 'oude' inlossen! (15)
Maar het oude verbond blijft in de [Bijbelse] beeldspraak bestaan. Zo ziet Johannes in zijn visioen aarde
Jezus als "het Lam voor ons geslacht", (16) want Jezus eindigde zijn werk op met
zijn plaatvervangend lijden voor ons, tijdens een Pesach (Paasfeest)! En Paulus wilde over niets liever
prediken dan "Jezus en die gekruisigd". (17) De realiteit van dat nieuwe verbond
laat Jezus in het gesprek al per direct ingaan, voor ware aanbidders. (18)
Ware aanbidders? Ja, bij aanbidding kun je lijfelijk aanwezig zijn en er toch [als toeschouwer] geen
deel aan hebben. Je zou het religieus bezig zijn kunnen noemen. Maar aanbidden, als werkwoord, daar ben
je persoonlijk bij betroken. Aanbidden is bidden vanuit relatie. Aanbidding komt van binnenuit, uit
dankbaarheid. In ons geval is dat vanuit dankbaarheid voor Jezus' offer voor ons.
De Samaritanen waren door hun verleden afgesloten geraakt van Gods heil - of misschien wel nooit echt
aangesloten geweest -, en hun eigen godsdienstige weg gegaan. Maar in zijn uitleg maakt Jezus aanbidding,
het ware kennen van God, los van locatie, cultuur of traditie. (19) En God maakt
in Jezus geen onderscheid [meer] tussen eigen, import of heiden; Voortaan wordt iedereen die in Jezus
gelooft het voorecht geschonken een kind van God te worden, met eeuwige leven! (20)
En in de grote zendingsopdracht (21) noemt Jezus, na Jeruzalem, datzelfde
Samaria in één adem met Judea!
Rev.Camp [jun'06]
